Een dwaling door het landschap Mijn gedachten zijn geconcentreerd en ik voel me onbelemmerd en vrij van elk obstakel. Ik kan kijken tot aan de horizon waar alles veel grijzer is. Alle dingen, de wind, de regen hebben een onrustig effect. Ik maak contact met de grond en verderop zie ik allemaal sporen. Mijn contemplatievermogen neemt toe. De wind gaat langs andere voorbijgangers en blaast mij vooruit. Deze plek, die ik vaak passeer zonder goed op te letten, verrast mij nu door dingen die ik nooit eerder had waargenomen. Ik wil het terugvinden, iets vinden van de animistische dimensie van de waarneming. Hier voel ik geen schaamte voor de diepe stemmingen die mij te beurt vallen zoals exaltatie waarin ik de grens van mijn ik vergeet om mij deel te voelen van een omvattender geheel. Het landschap neemt een verheven karakter aan en laat aardse gevoelens achter. Het heeft iets bovennatuurlijks dat de geest verrukt. Ik vergeet alles en mijzelf  en weet niet meer waar ik ben: ik ben in de ban van de betovering van het landschap. Het landschap wordt verheven of subliem door de overweldigende aanwezigheid en iets dreigends heeft waarbij ik mij als mens ook wel weer nietig voel.
Een dwaling door het landschap Mijn gedachten zijn geconcentreerd en ik voel me onbelemmerd en vrij van elk obstakel. Ik kan kijken tot aan de horizon waar alles veel grijzer is. Alle dingen, de wind, de regen hebben een onrustig effect. Ik maak contact met de grond en verderop zie ik allemaal sporen. Mijn contemplatievermogen neemt toe. De wind gaat langs andere voorbijgangers en blaast mij vooruit. Deze plek, die ik vaak passeer zonder goed op te letten, verrast mij nu door dingen die ik nooit eerder had waargenomen. Ik wil het terugvinden, iets vinden van de animistische dimensie van de waarneming. Hier voel ik geen schaamte voor de diepe stemmingen die mij te beurt vallen zoals exaltatie waarin ik de grens van mijn ik vergeet om mij deel te voelen van een omvattender geheel. Het landschap neemt een verheven karakter aan en laat aardse gevoelens achter. Het heeft iets bovennatuurlijks dat de geest verrukt. Ik vergeet alles en mijzelf en weet niet meer waar ik ben: ik ben in de ban van de betovering van het landschap. Het landschap wordt verheven of subliem door de overweldigende aanwezigheid en iets dreigends heeft waarbij ik mij als mens ook wel weer nietig voel.

Een dwaling door het landschap

Mijn gedachten zijn geconcentreerd en ik voel me onbelemmerd en vrij van elk obstakel. Ik kan kijken tot aan de horizon waar alles veel grijzer is. Alle dingen, de wind, de regen hebben een onrustig effect. Ik maak contact met de grond en verderop zie ik allemaal sporen. Mijn contemplatievermogen neemt toe. De wind gaat langs andere voorbijgangers en blaast mij vooruit. Deze plek, die ik vaak passeer zonder goed op te letten, verrast mij nu door dingen die ik nooit eerder had waargenomen. Ik wil het terugvinden, iets vinden van de animistische dimensie van de waarneming. Hier voel ik geen schaamte voor de diepe stemmingen die mij te beurt vallen zoals exaltatie waarin ik de grens van mijn ik vergeet om mij deel te voelen van een omvattender geheel. Het landschap neemt een verheven karakter aan en laat aardse gevoelens achter. Het heeft iets bovennatuurlijks dat de geest verrukt. Ik vergeet alles en mijzelf  en weet niet meer waar ik ben: ik ben in de ban van de betovering van het landschap. Het landschap wordt verheven of subliem door de overweldigende aanwezigheid en iets dreigends heeft waarbij ik mij als mens ook wel weer nietig voel.